Manoeuvreren
Vraag 1 van 11. Punten waarde 2
Uw schip heeft een rechtse schroef. Er staat geen wind en/of stroom.
Met welke zijde van het schip kunt u het eenvoudigste aan een kade meren?
aan de bakboordzijde.
maakt geen verschil.
aan de stuurboordzijde.
Vraag 2 van 11. Punten waarde 2
U bevindt zich op stromend water en wilt naar ligplaats 'X' varen.
In welke richting stuurt u in de getekende situatie om bij 'X' uit te komen?
naar A.
naar X.
naar B.
Vraag 3 van 11. Punten waarde 2
Uw schip heeft een linkse schroef. Er staat geen wind en/of stroom. Met welke kant van uw schip komt u bij voorkeur bij de kade aan?
maakt niet uit.
stuurboord zijde.
bakboord zijde.
Vraag 4 van 11 Punten waarde 2
Alle manoeuvres op stromend water die te maken hebben met aankomen, afvaren, als ook ankeren, worden het beste:
uitgevoerd als de manoeuvres op stilstaand water.
met de kop in de stroomrichting uitgevoerd (voorstrooms).
met de kop tegen de stroom in uitgevoerd (tegenstrooms).
Vraag 5 van 11 Punten waarde 2
Om ten anker liggende vast te stellen of het anker nog steeds goed houdt, dus niet heeft gekrabd, moet regelmatig:
worden nagegaan of de ankerlijn/ketting strak staat.
de diepte met het lood of dieptemeter worden gecontroleerd.
de ankerpeiling worden gecontroleerd.
Vraag 6 van 11 Punten waarde 2
Uw schip is uitgerust met een rechtse schroef. Het is windstil en u wilt recht achteruit varen. U zult daartoe:
het roer in het midden moeten houden.
stuurboord roer moeten geven.
bakboord roer moeten geven.
Vraag 7 van 11. Punten waarde 2
Een zeilschip moet in een smal vaarwater laveren, indien:
de wind van opzij komt.
de wind van voren komt.
de wind van achteren komt.
Vraag 8 van 11. Punten waarde 2
Hoe handelt u bij het schutten in een sluis met een flink verval?
Door de tros(sen) via een bolder op de sluis aan boord met de hand strak te houden.
Door de tros(sen) via een bolder op de sluis op een bolder aan boord te beleggen.
Door het schip met een bootshaak voor en achter vast te houden.
Vraag 9 van 11. Punten waarde 2
Een klein motorschip ligt afgemeerd aan de kade. (voortros, voorspring, achterspring, achtertros). De wind komt van achteren in. Welke 3 lijnen maakt u bij voorkeur het eerst los als uitgangspunt voor uw afvaarmanoeuvre?
voortros, achterspring en achtertros.
voorspring, achtertros en voortros.
voortros, voorspring en achterspring.
Vraag 10 van 11. Punten waarde 2
Uw schip heeft een linkse schroef. Er staat geen wind en/of stroom. U wilt recht achteruit varen. U zet de schroef op 'langzaam achteruit'.
Hoe moet u het roer zetten?
naar stuurboord.
naar bakboord.
in de midscheeps.
Vraag 11 van 11. Punten waarde 2
Uw schip ligt met bakboordzijde aan de kade. U moet afvaren met de stroom recht van achter in.
Hoe gaat u te werk?
U maakt alle trossen los en vaart vooruitvarend af.
U laat de achterspring als laatste staan. Slaat achteruit. Vaart vervolgens vooruit af.
U maakt alle trossen los en vaart achteruitvarend af.
U laat de voorspring als laatste staan. Slaat vooruit met stuurboordroer. Vaart vervolgens achteruit af.