Wetten, reglementen en navigatieverlichting
Vraag 1 van 20 Punten waarde 2
Artikel 3.20 BPR Een ten anker liggend klein schip moet 's nachts voeren:
één rondom schijnend wit licht, daar waar dit het best gezien kan worden.
twee rondom schijnende witte lichten, één op het voorschip en één op het achterschip.
één rondom schijnend wit licht op het voorschip op een hoogte van tenminste vier meter.
Vraag 2 van 20 Punten waarde 2
Artikel 3.15 / 6.17 BPR
Twee zeilschepen van ongeveer 17 meter lengte naderen elkaar op kruisende koersen. Ten opzichte van zeilschip A nadert zeilschip B van bakboord, vaart over stuurboordboeg en voert een gele ruit. Zeilschip A vaart over bakboordboeg. Wie moet voorrang verlenen?
zeilschip B, want een zeilschip met de zeilen over stuurboord geeft voorrang aan een zeilschip met de zeilen over bakboord.
zeilschip A, want zeilschip B is een passagiersschip.
zeilschip B, want zeilschip A nadert van zijn stuurboordzijde.
Vraag 3 van 20 Punten waarde 2
Artikel 3.09 BPR Een motorschip voert drie loodrecht boven elkaar geplaatste toplichten. Dit betekent dat:
twee of meer motorschepen een ander motorschip assisteren.
de sleep is langer dan 110 meter.
het motorschip sleept meer dan een schip in kiellinie.
Vraag 4 van 20 Punten waarde 2
BPR bijlage 7
U ziet het hiernaast afgebeelde teken. Wat is de betekenis van dit teken?
beperkte doorvaartdiepte.
einde scheiding van twee vaarwateren.
beperkte doorvaarthoogte,
Vraag 5 van 20 Punten waarde 0 - 2
Artikel 3.25 BPR
Wat geeft een baggerwerktuig aan dat overdag nevenstaande dagmerken voert?
Dat tijdens het voorbijvaren geen hinderlijke waterbeweging mag worden veroorzaakt.
Dat voorbij varen niet toegestaan is.
Dat een voorbijvarend schip aan de zijde van de groene ruiten moet passeren.
Dat een voorbijvarend schip aan de zijde van de groene ruiten moet passeren.
Vraag 6 van 20 Punten waarde 0 - 2
Artikel 6.04 BPR
Twee kleine schepen bevinden zich in de hiernaast getekende situatie. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie moet(en) voorrang verlenen?
Schip Y, omdat het een klein motorschip is.
Beide schepen naar stuurboord, omdat ze recht tegen elkaar insturen.
Schip X, omdat het een klein zeilschip is.
Vraag 7 van 20 Punten waarde 2
Het BPR is onder meer van kracht op:
Westerschelde.
Noord.
Waal.
Vraag 8 van 20 Punten waarde 2
Binnenschepenwet (BSW) Artikel 24
Aan een watersporter van 25 jaar wordt een klein vaarbewijs verstrekt. Dit vaarbewijs is geldig:
onbeperkt.
gedurende 5 jaar.
tot zijn/haar 70e levensjaar.
Vraag 9 van 20 Punten waarde 2
Artikel 1.01 BPR 2 Een 'lange stoot' is een geluidssignaal, dat ongeveer duurt:
Zes seconden.
Twee seconden.
Vier seconden.
Vraag 10 van 20 Punten waarde 0 - 2
Artikel 18 SRKGT
Anders dan bij oplopen moet een schip dat varende is, uitwijken voor:
onmanoeuvreerbare schepen, 'grote' zeilschepen en beperkt manoeuvreerbare schepen.
onmanoeuvreerbare schepen, bovenmaatse schepen, 'grote' zeilschepen en beperkt manoeuvreerbare schepen.
onmanoeuvreerbare schepen, bovenmaatse zeeschepen en beperkt manoeuvreerbare schepen.
Vraag 11 van 20 Punten waarde 2
Artikel 4.05 BPR
In het tweede lid van dit artikel staat ondermeer omschreven dat over bepaalde marifoonkanalen geen andere mededelingen mogen worden gedaan dan die voorgeschreven in het BPR, dan wel uitsluitend mededelingen mogen worden gedaan die in het belang zijn van de veiligheid van de scheepvaart of van personen aan boord. Dit geldt:
niet voor kleine schepen uitgerust met een marifoon omdat er voor kleine schepen geen marifoonplicht geldt.
alleen voor grote schepen omdat die verplicht zijn uitgerust met een marifoon (marifoonplicht).
voor alle grote en kleine schepen die zijn uitgerust met een marifoon.
Vraag 12 van 20 Punten waarde 0 - 2
Artikel 6.17 BPR
In de hiernaast geschetste situatie bestaat gevaar voor aanvaring.
Wie moet waarom voorrang verlenen?
Schip Y, omdat schip X van stuurboord nadert.
Schip X, omdat schip Y van bakboord nadert.
Schip X, omdat het zijn zeilen over stuurboord heeft.
Schip Y, omdat een motorschip moet wijken voor een zeilschip.
Vraag 13 van 20 Punten waarde 2
Artikel 6.04 BPR De schepen A en B sturen recht tegen elkaar in. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie moet voorrang verlenen?
schip A omdat het een klein schip is.
schip A omdat dit beter kan manoeuvreren.
beide schepen dienen naar stuurboord uit te wijken.
Vraag 14 van 20 Punten waarde 2
Artikel 4.01 BPR
Grote motorschepen moeten gelijktijdig met een geluidssein, niet zijnde klokslagen, tonen een:
wit flikkerlicht.
wit rondom schijnend lichtsein.
geel helder rondom schijnend lichtsein.
Vraag 15 van 20 Punten waarde 2
6.16 / 6.17 BPR
Een groot motorschip vaart in het midden van een lateraal betonde vaargeul. Van bakboord nadert, van buiten de vaargeul, een groot zeilschip. Er bestaat gevaar voor aanvaring. Wie moet in deze situatie voorrang verlenen?
het grote zeilschip, want het motorschip nadert van stuurboord.
het grote motorschip, want deze volgt niet zijn stuurboordzijde in de betonde vaargeul.
het grote motorschip, want motor wijkt voor zeil.
Vraag 16 van 20 Punten waarde 0 - 2
Artikel 6.33 BPR
Een klein schip, dat op een andere vaarweg dan die genoemd in bijlage 9, tijdens slecht zicht niet op radar vaart en dat is uitgerust met een marifoon, moet:
uitluisteren en eventueel per marifoon inlichtingen verstrekken die voor de veiligheid van de scheepvaart van belang zijn.
uitluisteren maar het mag uitsluitend inlichtingen verstrekken indien daar door een ander schip om wordt gevraagd.
uitluisteren en per marifoon elke 5 minuten zijn positie doorgeven.
Vraag 17 van 20 Punten waarde 2
8.04 BPR 2
Dit artikel stelt wie in eerste instantie verantwoordelijk is voor de naleving van de inrichtingsvoorschriften van een snelle motorboot. Wie is deze verantwoordelijke?
de leverancier.
de eigenaar op wiens naam het registratiebewijs staat.
de bestuurder (niet eigenaar) die met de snelle motorboot vaart.
Vraag 18 van 20 Punten waarde 2 - 4
Artikel 6.16 BPR.
Klein motorschip X vaart aan stuurboordzijde in een betonde vaargeul; klein zeilschip Y wil de vaargeul oversteken. Er bestaat gevaar voor aanvaring.
Dan geldt de volgende regel:
X moet zonodig meewerken aan de manoeuvre van Y.
Y moet voorrang verlenen aan X omdat X aan stuurboordzijde van het lateraal gemarkeerde vaarwater vaart.
X moet voorrang verlenen aan Y omdat een klein motorschip voorrang moet verlenen aan een klein zeilschip.
Vraag 19 van 20 Punten waarde 2
Artikel 6.03 BPR Als een schip dat voorrang moet verlenen alléén een aanvaring niet meer kan voorkomen, dan moet(en) volgens de voorschriften:
het schip dat geen voorrang behoeft te verlenen eveneens maatregelen nemen die tot voorkoming van een aanvaring kunnen bijdragen.
beide schepen naar stuurboord uitwijken om elkaar bakboord op bakboord voorbij te lopen.
het schip dat voorrang moet verlenen een attentiesein geven.
Vraag 20 van 20 Punten waarde 0 - 2
Artikel 6.19 BPR
Als een varend schip het 'blijf weg' sein van een ander schip hoort, moet het:
direct naar de bovenwindse zijde van het betreffende schip varen.
zo snel mogelijk naar de zijde van het vaarwater gaan en daar nadere instructies afwachten.
trachten zo snel en zo ver mogelijk van dat andere schip vandaan te komen.